reactie op de kritiek
van john van der ree
door
yvonne brentjens en titus eliëns
bot fileermes?
Het
spreekt voor zich dat ook de kritiek van John van der Ree een antwoord verdient.
Hoewel zijn bombastische retoriek eerder bedoeld lijkt te zijn zichzelf te
positioneren en vooral te laten zien dat hij zelf geen deel uitmaakt van de
Kunsthistorische Firma Simpel B.V. Wij zijn overigens geenszins bevreesd voor
zijn fileermes, zoals hij overmoedig meent. We vinden het alleen jammer dat hij
het mes niet eerst heeft laten slijpen zodat zijn kritiek minder bot zou zijn
overgekomen. Want een goede boodschap mist, wanneer slecht gebracht, zijn doel
en dat is toch een volwassen, collegiale discussie over een onderwerp dat ons
allen ter harte gaat?
Zoals bekend, is John van der Ree zeer kundig op het gebied van de typografie.
Hij heeft dan ook terecht gesignaleerd dat op dat punt de monografie soms minder
gedetailleerd is. Maar dat is te verwachten én te pardonneren bij een
monografische studie die het hele oeuvre van een kunstenaar bestrijkt. Vandaar
dat wij vol verwachting uitzien naar de resultaten van zijn promotieonderzoek.
In het hierna volgende zullen wij ingaan op enige van zijn concrete
kritiekpunten.
vormingenieur
Wat de
titel Vormingenieur betreft: al tijdens een lezing aan de Rotterdamse academie
in 1921 stelt Zwart: ‘Zijn taak is het slechts de door techniek en materie
bepaalde vormmogelijkheden rythmisch te ordenen’. Dus zo gek is deze titel echt
niet. Het feit dat Zwart zichzelf vooral ‘typotekt’ noemde, vonden wij geen
optie omdat deze benaming een groot deel van zijn (vroegere) werkzaamheden als
bijvoorbeeld het ontwerpen van interieurs uitsluit.
In tegenstelling tot John beschouwen wij de NKF-catalogus niet als het enige
hoogtepunt van zijn typografische carrière (‘Wat is dit voor een achterlijke
povere vertoning’), maar rekenen wij hiertoe ook de pagina’s voor het Trio
reclameboekje. Tant pis!
Over de volgens John uiterst bescheiden bijdrage van Van Doesburg aan de
ontwikkeling van de Nieuwe Typografie merken wij op dat Zwart zelf aan Broos
heeft laten weten dat Van Doesburgs activiteiten op grafisch gebied wel degelijk
stimulerend op hem hebben gewerkt. ‘Hij had een enorm indringingsvermogen’.
(Broos 1968, p. 9)
uitglijders, missers, blunders en flaters
Van alle
‘uitglijders, missers, blunders en flaters’ die John ons in de schoenen schuift,
resteren onderstaande omissies (twee foutieve illustratieverwijzingen, drie
fouten in bijschriften, een fout in voetnoot en technische fout in
notenverwijzingen, een typefout in tekst en drie onzorgvuldige formuleringen in
de tekst) die wij met dank aan John graag hierbij rechtzetten:
p. 60: Buitenhof moet zijn: Binnenhof
p. 106: (afb. 149 en 150) moet zijn: (afb. 150)
p. 129, afb. 179: ‘advertentie’ moet zijn: monsterbord
p. 164, afb. 230: ‘advertentie’ moet zijn: pagina
p. 169: Brattinga, Kalff en Huszár moet zijn: Kalff, Huszár en later Brattinga
p. 188-189: na ‘in goede aarde’ tussenvoegen: Ook het luchtpostboekje roept
irritatie op.
p. 228: verwijzing naar afb. 286 vervalt
p. 237, afb. 323: ‘pagina’ moet zijn: reclamebiljet
p. 241-242: ‘In hetzelfde stuk enz’ moet zijn: In 1961 vraagt Zwart zich nog
altijd af: enz.
p. 264: synchronisatie noten zal worden bijgesteld
p. 293, noot 49: ‘in’ moet zijn: voor. 1962 moet zijn: 1968.
p. 295: de reeks afbeeldingen zijn abusievelijk opgevat als illustratie van de
voorgaande zin.
Toch blijft het
opmerkelijk dat de naam van landgenoot Zwart niet in de pionierslijst voorkomt.
binnenkort wordt het volwassen en collegiale antwoord van john van der ree op
het bovenstaande artikel gepubliceerd op deze website.
(KLZ)
commentaar van karst l. zwart:
over de
term ‘vormingenieur’
‘Zijn
taak is het slechts de door techniek en materie bepaalde vormmogelijkheden
rythmisch te ordenen’
Ik ken de
mening en overwegingen van John in deze niet precies, maar ik vind bovenstaand
citaat nauwelijks aanleiding geven om Piet Zwart het predicaat Vormingenieur
te geven. Het is toch niet de primaire opgave van ingenieurs om zaken rhytmisch
te ordenen..wat vind het gezelschap van het woord Vormcomponist,
als we toch al het gezelschapsspel ‘creatief met taal’ spelen? Ook ik was
nogal onthutst bij het zien en lezen van het woord vormingenieur, waarvan
ik nóóit eerder had gehoord en dat in ieder geval nooit door mijn vader
zou worden gebruikt als hem naar zijn beroep gevraagd zou zijn. De redenen van
John van der Ree om hierover nogal ontsteld te zijn onderschrijf ik. Gewoon 'Ontwerper'
of ' Vormgever' zouden wellicht wat minder origineel maar nog niet zo gek
zijn geweest en zonder de beperkingen die het woord 'typotekt' inderdaad
impliceert.
over het
hoogtepunt van Zwart’s werk
In
tegenstelling tot John beschouwen wij de NKF-catalogus niet als het enige
hoogtepunt van zijn typografische carrière (‘Wat is dit voor een achterlijke
povere vertoning’), maar rekenen wij hiertoe ook de pagina’s voor het Trio
reclameboekje.
Tja, het
werk van Piet Zwart kent zeer natuurlijk vele hoogtepunten (!), maar ik
ben het met John eens dat de NKF-catalogi (1928 en 1933) en de advertenties voor
de NKF de èchte hoogtepunten van Zwart's typografische oeuvre zijn. Piet Zwart
beschouwde ze ook als zodanig. De catalogus voor drukkerij Trio is óók prachtig.
Ze komen er in de monografie behoorlijk bekaaid af: aan de NKF-catalogus wijdt
Brentjens ternauwernood 175 regels tekst (ik heb er de typometer maar 'ns even
langs gelegd!) en vier (!) nogal benepen illustraties. Van de bijna
driehonderd advertenties voor de NKF worden er zegge en schrijve ook maar
vier (!) getoond! Aan Zwart's kunstnijvere activiteiten wordt mijns
inziens in Brentjens' boek veel te overdadig aandacht geschonken en ze wrijft
hem die jeugdzonden met veel ijver en animo hàrd aan..
terug naar pagina 1 (home)
geef commentaar
piet
zwart:bromtol, 1931
pagina’s uit de catalogus van drukkerij Trio,1931
piet zwart: tekening van duindoorn, t.b.v. de brochure‘Onze wilde groenten en vruchten’, 1942
onder:hanekammen,
t.b.v. hetzelfde boekje,1942